Waarom het maar niet lukt ons belastingstelsel te vereenvoudigen: lobbyisten

De politiek wil het graag, burgers snakken ernaar: minder ingewikkelde belastingen. Maar Den Haag blijft bezwijken onder een even geheimzinnige als machtige groep: lobbyisten. Zolang bewindspersonen niet bereid zijn deze duurbetaalde geldfluisteraars te trotseren, staat het algemeen belang nooit voorop.

Eerder gepubliceerd bij De Correspondent (25 augustus 2025)


Als je echt wilt begrijpen hoe een samenleving in elkaar zit, moet je volgens de Oostenrijkse econoom Joseph Schumpeter naar het belastingstelsel kijken. In de belastingwetten staat zwart-op-wit wat we echt belangrijk vinden, wie in meer of mindere mate moet bijdragen aan de schatkist en wie er juist ondersteuning verdient.

Wat vertellen de fiscale wettenbundels ons dan over Nederland? De droge wetteksten zijn een geduldige opsomming van tarieven en grondslagen, maar nog meer van kortingen, vrijstellingen en aftrekposten. Zij laten er geen twijfel over bestaan: wij zijn een land waar ieder deelbelang zijn eigen fiscale regeling heeft, een land met meer uitzonderingen dan regels.

De verkiezingsprogramma’s die politieke partijen nu schrijven, bepalen in grote lijnen het belastingbeleid voor de komende jaren. In hun zoektocht naar miljarden om de ambities op het gebied van defensie en woningbouw te betalen, kunnen partijen putten uit lange lijsten van fiscale regelingen, opgesteld door de vlijtige ambtenaren van de Algemene Rekenkamer en het ministerie van Financiën.

Het afschaffen van deze fiscale regelingen zou het belastingstelsel vereenvoudigen, en een einde maken aan de vele belastingprivileges waar met name de meest vermogenden toegang toe hebben. Dat vereist wel politieke bereidheid om de vele lobbygroepen te trotseren.

Verwoede pogingen om het belastingstelsel te hervormen

In de recente geschiedenis hebben vooral de bewindspersonen van het kabinet-Rutte II en -Rutte III over de vereenvoudiging van ons belastingstelsel gesproken. Pas onder Rutte IV werd er serieus werk van gemaakt. Met een kwarteeuw werkervaring als belastingadviseur, leek staatssecretaris Marnix van Rij de ideale kandidaat om een einde te maken aan het doolhof van fiscale uitzonderingen. Daarvoor moest hij ook de strijd aangaan met de bijbehorende lobbygroepen.

De ambtenaren van Van Rij ploegden maandenlang door de fiscale wetboeken en vonden 116 regelingen, met een prijskaartje dat inmiddels is opgelopen tot 167 miljard euro per jaar. Slechts 2 regelingen kwamen ongeschonden door de keuring. De rest: te complex, ineffectief of heeft simpelweg geen bestaansrecht.

Het kabinet ging dus voortvarend aan de slag. In 2023 en 2024 sneuvelden elf fiscale regelingen: onder andere de bekende jubelton, en het minder bekende ‘verlaagde tarief voor niet-beroepsmatig paardenvervoer ten behoeve van de paardensport in de motorrijtuigenbelasting’.

Maar aan deze hervormingsdrang kwam onder het (inmiddels demissionaire) kabinet-Schoof I een vroegtijdig einde. De invloed van lobbygroepen weegt zwaarder dan het algemeen belang: de landbouwvrijstelling – een fiscale regeling zonder bestaansreden – blijft ongemoeid. De bedrijfsopvolgingsregeling blijft bestaan (volgens een recente evaluatie ‘niet doelmatig’). Er komt zelfs een nieuw belastingprivilege bij.

Om de invloed van lobbyisten te kunnen begrijpen, zoom ik in op deze drie regelingen: hoe ze tot stand kwamen, wie er baat bij heeft en waarom ze ondanks kritiek toch in het leven werden geroepen, of blijven bestaan.

Een ongefundeerd belastingcadeau voor start-ups, dankzij prins Constantijn

In de afgelopen Voorjaarsnota werden nog wel twee als overbodig beoordeelde fiscale regelingen afgeschaft, maar wie hoopte op een eenvoudiger belastingstelsel kwam bedrogen uit.

De opbrengst van de afgeschafte regelingen wordt door het kabinet-Schoof I direct gebruikt voor een nieuw, bovengemiddeld complex belastingvoordeel voor werknemers van start-ups en scale-ups. Wie wordt beloond in de vorm van aandelenopties, hoeft straks over de laatste euro geen 49,5 procent af te tikken – het toptarief voor gewone stervelingen – maar slechts 32,17 procent.

Deze regeling kwam er niet zomaar. Start-upprins Constantijn heeft jarenlang gelobbyd voor precies dit voordeeltje. Het ministerie van Economische Zaken – in het Haagse steevast de spreekbuis van de bedrijfslobby – liet in 2024 een belastingadvieskantoor een rapport schrijven dat stelt dat het Nederlandse belastingklimaat voor start-ups niet veel vruchtbaarder is dan, zeg, de Gobiwoestijn. Wie de nieuwe regeling probeert te doorgronden, kan uiteraard terecht bij ditzelfde advieskantoor, zo liet het direct na de bekendmaking weten.

Hoewel het voorstel wordt toegejuicht door de start-upsector en belastingadviseurs die hun emplooi te danken hebben aan complexe belastingregels, zitten er belangrijke nadelen aan dit nieuwe belastingprivilege.

Ten eerste wordt het stelsel ingewikkelder. De grote financiële prikkel zal ervoor zorgen dat bedrijven zich als ‘start-up’ of ‘scale-up’ willen presenteren. Een belastingdienst die aangeeft moeite te hebben met het afbakenen van groente en fruit, zal een hele kluif hebben aan het onderscheiden van een ‘scale-up’ of ‘scaled-up’. Daarnaast gaat het voordeel vooral naar de meest vermogenden – hoe groter de winst, hoe groter het belastingvoordeel. Bovendien worden twee personen met hetzelfde inkomen straks ongelijk behandeld vanwege hun werkgever (start-up of niet) en vanwege de precieze vorm waarin zij beloond worden: aandelenopties of gewoon loon.

Is deze belastingkorting überhaupt nodig? De ambtenaren van Financiën en Economische Zaken merken droogjes op dat het ‘onbekend’ is of belastingen voor start-ups een ‘knelpunt’ zijn. In een nota bene door de lobby gefinancierd onderzoek van de Universiteit Utrecht geeft nog geen 2 procent van de ondervraagde managers aan dat ‘belasting-uitdagingen’ een reden zijn om van aandelenopties af te zien.

Dit fiscale cadeau voor start-ups staat niet op zichzelf. Telkens blijken door ambtenaren zorgvuldig uitgevoerde evaluaties niet opgewassen tegen de politieke invloed van lobbygroepen.

Ook al kost de landbouwvrijstelling ons miljarden, het boerenbelang wint

De bewindspersonen van het kabinet-Schoof I moesten tijdens deze kabinetsperiode ook een besluit nemen over de landbouwvrijstelling. Deze vrijstelling werd in 1918 ingevoerd om te voorkomen dat boeren die hun grond zelf verbouwen fiscaal benadeeld worden.

Maar sinds de grote belastinghervorming in 2001 leidt de vrijstelling ertoe dat deze boeren juist bevóórdeeld worden – een voordeel dat ons jaarlijks meer dan 2 miljard euro kost. Onderzoeksbureau SEO kreeg de opdracht om deze vrijstelling te evalueren, maar was vrij snel klaar: ‘De landbouwvrijstelling is doeltreffend noch doelmatig en kan ook niet gerechtvaardigd worden uit het realiseren van (eventueel wenselijke) neveneffecten. Afschaffing is de logische en uitvoerbare beleidsoptie.

Maar in de strijd tussen het algemeen belang en het boerenbelang wint al jaren het laatste. Belangengroepen als LTO Nederland en Farmers Defence Force worden daarbij geholpen door belastingadviseurs. Het is niet gemakkelijk om als fiscalist een regeling te verdedigen zonder bestaansrecht, maar gelukkig zijn er ‘agro-fiscalisten’ die met genoegen hun fiscale beroepseer opzijzetten om met emotionele argumenten het boerenbelang te dienen.

Dan blijkt de landbouwvrijstelling noodzakelijk, vanwege ‘het bijzondere karakter van landbouwgronden als productiemiddel voor onze voedselvoorziening’. Of is de boer een altruïst die het ‘niet gaat om het te gelde maken van zijn grond’, maar deze slechts ‘te leen’ heeft van volgende generaties. Met deze sentimentele retoriek proberen ze te verbloemen wat ze in hun fiscalistenhart ook wel weten, namelijk dat de landbouwvrijstelling al meer dan twee decennia overbodig is en met puur fiscale argumenten niet te handhaven valt.

En dus lukt het niet om dit fiscale fossiel uit ons stelsel te halen. Hoewel er niks liberaals of christendemocratisch is aan het bevoordelen van een specifieke groep boeren ten opzichte van anderen, stuiten amendementen in de Tweede Kamer deze kabinetsperiode steevast op een muur van verzet van alles aan de rechterkant van D66.

De berooide erfgenaam bestaat in de praktijk niet. Maar inleveren? Ho maar

Hetzelfde probleem speelt bij de regeling die erfgenamen van bedrijfseigenaren vrijwel volledig van de erf- en schenkbelasting vrijstelt: de bedrijfsopvolgingsregeling. Deze regeling moet voorkomen dat een armlastige erfgenaam door de erfbelasting in de betalingsproblemen komt en besluit om een geërfde onderneming op te heffen.

Het probleem? Die berooide erfgenaam in de betalingsproblemen bestaat in de praktijk vrijwel niet. Het Centraal Planbureau liet zien dat erfgenamen in meer dan drie kwart van de gevallen voldoende vrije middelen hebben om de erfbelasting te betalen, zonder ook maar een euro uit het geërfde bedrijf te hoeven halen. In de overige gevallen zou de belasting simpelweg over meerdere jaren kunnen worden betaald.

Dat ook deze overbodige regeling een sterke lobby heeft, bleek wel toen bierbrouwer Royal Swinkels Family Brewers – beter bekend als Bavaria – van het CDA en de VVD een op maat gemaakt amendement kreeg. Dit amendement zorgde ervoor dat alle Bavaria-achterneefjes en -nichtjes tot in de lengte van dagen worden vrijgesteld van de erfbelasting. Deze vrijstelling geldt straks zelfs als hun aandeel in Bavaria minuscuul is en zij in geen geval de continuïteit van de bierbrouwer bedreigen.

Politici moeten bereid zijn lobbyisten te trotseren

Het lukt politici niet om af te komen van de verslaving aan toch weer een belastingkorting, een laatste aftrekpost, toe, nog één keer een verlaagd tarief – ondanks de talloze rapporten die ambtenaren de afgelopen jaren hebben geschreven over hoe het makkelijker kan.

Om het belastingstelsel daadwerkelijk te vereenvoudigen, moeten politici bereid zijn om duurbetaalde lobbyisten te trotseren en op te komen voor het algemeen belang. Pas dan zou er een einde kunnen komen aan de belastingprivileges die nu slechts voor een kleine groep zijn weggelegd. Anders blijft belasting betalen voor de dommen, zoals hoogleraar economie Flip de Kam al in 1977 schreef. Of in ieder geval voor hen zonder een prinselijke lobby.


Volgende
Volgende

Matthijs Korevaar over de hypotheekrenteaftrek in het FD